Everybody is a genius. But if you judge a fish by its ability to climb a tree, it will live its whole life believing that it is stupid.
- Albert Einstein
Wat is hoogbegaafdheid?
Het begrip hoogbegaafdheid wordt nog regelmatig in verband gebracht met het type leerling, dat een hoge intelligentie bezit, om extra werk vraagt en zijn werk netjes en op tijd af heeft. De wijsneus, de nerd …. ofwel de ‘excellente’ leerling. Helaas leeft dit beeld nog steeds bij een groot deel van de leerkrachten en docenten, waarbij de mythe, dat deze leerlingen ook nog eens geen hulp nodig hebben, eveneens nog gangbaar is. Men vergeet, dat deze leerlingen net als alle andere leerlingen instructie en hulp nodig hebben bij het uitvoeren van hun werk. De hoogbegaafde leerling is bovendien vooral begaafd buiten het schoolcurriculum en deze groep is, al of niet bewust, aan het onderpresteren, waardoor zij dus helemaal niet gezien worden. Door deze mythen en gebrek aan juiste informatie over (hoog)begaafdheid krijgt deze groep niet de aandacht op school en in de samenleving, die zij nodig heeft.
Wat zijn de kenmerken van hoogbegaafdheid?
Er circuleren nogal wat definities van hoogbegaafdheid. Een aantal wetenschappers, waaronder o.a. Renzulli, Mönks en Heller hebben een poging gedaan om deze definities met een model begrijpelijk te maken. De ontwikkelingspsycholoog Franz Mönks heeft met zijn meerfactorenmodel benadrukt, dat een goede interactie met de sociale omgeving voor een gezonde ontwikkeling van belang is. Mönks bouwt met zijn model voort op de door Joseph Renzulli
(Amerikaans psycholoog), beschreven aanlegfactoren:
(Amerikaans psycholoog), beschreven aanlegfactoren:
- hoge intellectuele capaciteiten
- creativiteit
- motivatie
Kurt Heller heeft in zijn Munich Model of Giftedness and Talent (multifactorenmodel) de begaafdheidsfactoren, omgevingsfactoren, (niet-cognitieve) persoonlijkheidsfactoren en prestatiegebieden opgenomen. De begaafdheidsfactoren van Renzulli heeft Heller met sociale competentie, psychomotorische vaardigheden en muzikaliteit aangevuld. Heller tracht met dit model verklarende factoren te geven voor het (niet) presteren op begaafd niveau. Hij stelt dat het talent van (hoog)begaafden niet per sé tot een uitzonderlijke prestatie leidt, maar dat hun aanleg en een stimulerende omgeving eraan ten grondslag liggen om, gemakkelijker dan gemiddeld begaafde mensen, tot een uitzonderlijke prestatie te komen. Indien (hoog)begaafden niet uitzonderlijk presteren, welke op basis van hun capaciteiten te verwachten zijn, kan er volgens deze visie gesproken worden van onderpresteren.
Ook de Amerikaanse hoogleraar en psycholoog Robert Sternberg benadrukt, dat het hebben van alleen een hoge intelligentie, geen garantie is voor succes. Juist het inzetten van de verschillende vaardigheden zijn van groot belang. Hiervoor is het hebben van inzicht in de sterke kanten (talenten) en de zwakke kanten nodig, zodat deze (verder) ontwikkeld kunnen worden.
Hij onderscheidt drie aspecten van intelligentie:
Ook de Amerikaanse hoogleraar en psycholoog Robert Sternberg benadrukt, dat het hebben van alleen een hoge intelligentie, geen garantie is voor succes. Juist het inzetten van de verschillende vaardigheden zijn van groot belang. Hiervoor is het hebben van inzicht in de sterke kanten (talenten) en de zwakke kanten nodig, zodat deze (verder) ontwikkeld kunnen worden.
Hij onderscheidt drie aspecten van intelligentie:
- De analytische vaardigheden, de schoolvakken.
- De creatieve vaardigheden, de intrinsieke motivatie, flexibiliteit bij het verwerken van een problemen, ongewone oplossingen bedenken en nieuwe verbanden leggen.
- De praktische vaardigheden, het denken op gang brengen, inzicht in zwakke en sterke kanten van jezelf en anderen, samenwerken en effectief werken.
In 2007 is door een groep hoogbegaafdenexperts en hulpverleners onder leiding van socioloog en psychotherapeut Maud van Thiel een model opgesteld. Dit model beschrijft wat het betekent om hoogbegaafd te zijn, dus zoals het door hoogbegaafden zelf wordt ervaren. Dit model is het zogeheten Delphi-model, dat een ‘existentieel model’ genoemd wordt. Het omvat de belangrijkste facetten van het menselijk bestaan, waaraan hoogbegaafden hieraan op geheel eigen wijze invulling aangeven.
Het Zijnsluik (Kieboom) en Overexcitabilities (Dabrowski)
Naast de cognitieve eigenschappen van hoogbegaafdheid, zijn er ook bepaalde karaktereigenschappen die kenmerkend zijn voor hoogbegaafden en inmiddels wordt dit door wetenschappers en psychologen ook onderkend. Prof. dr. Tessa Kieboom omvat deze kenmerken in het zogenaamde 'zijnsluik'. Deze kenmerken, zo stelt zij, komen ook bij 'gewone' kinderen voor, maar dienen bij hoogbegaafde kinderen anders aangepakt te worden. Dit 'zijnsluik' bevat de volgende 4 kenmerken:
Deze 'zijnskenmerken' van hoogbegaafden zijn in zekere zin ook terug te vinden in de 'Theory of Positive Disintegration' van de Poolse psychiater en psycholoog Kazimierz Dabrowski (1902-1980). In deze theorie benoemt hij een vijftal overexcitabilities (overgevoeligheden/intensiteiten) te weten: psychomotorisch, zintuiglijk, intellectueel, verbeelding en emotioneel. Deze overexcitabilities zijn nodig voor de persoonlijkheidsontwikkeling en hierbij worden er verschillende niveaus doorlopen.
De 5 intensiteiten (overexcitabilities):
1. Psychomotorisch (fysieke energieniveau)
Kenmerken van grote capaciteit om actief en energiek te zijn:
Grote beweeglijkheid, opgewondenheid, snel praten, impulsiviteit, lichamelijke onrust, bezig willen zijn, gedrevenheid, competitiviteit, moeite met ontspannen.
2. Zintuiglijk (zintuiglijke waarneming en beleving)
Kenmerken van grote capaciteit tot zintuiglijk genieten:
Verfijnde en verhoogde zintuiglijke gevoeligheid, sterk genieten van schoonheid, kunst, literatuur, muziek, vormen, kleuren, natuur, drang naar comfort en luxe, behoefte om bewonderd te worden en in de schijnwerpers te staan, gevoelig voor sterke prikkels zoals fel licht, intense geuren, hard geluid, ruwe kleding of kledingetiketjes.
3. Intellectueel (activiteit van de geest)
Kenmerken van grote intellectuele honger (niet hetzelfde als intelligentie en refereert dus niet naar academische successen):
Een constante drang naar het vergaren van kennis, zoeken naar de waarheid, onophoudelijk vragen stellen, alles willen analyseren en synthetiseren, gefascineerd zijn door logica en theoretische problemen, scherp observatievermogen, onafhankelijk denken, kritisch zijn, symbolisch denken, ontwikkelen van nieuwe ideeën en concepten, sterk in het leggen van verbanden, denken over het eigen denken, grote nieuwsgierigheid.
4. Verbeelding (verbeeldingskracht)
Kenmerken van grote verbeeldingskracht:
Vaak gebruiken van beelden en metaforen, poëtisch taalgebruik, sterk vermogen tot levendige visualisaties met vele details, inventief en fantasievol, snel wegdromen bij verveling, vluchten in fantasie- en droomwereld, imaginaire vriendjes, dramatiseren, magisch en animistisch denken, creatief, innovatief, groot gevoel voor humor, beelddenker, het betreft dus de ver-beeld-ing, letterlijk en figuurlijk.
5. Emotioneel (emotionele intensiteit en sensitiviteit)
Kenmerken van intense gevoelswereld:
Complexe gevoelens en emoties, intense gevoelens, sterk en verfijnd gevoelsbewustzijn, sterk vermogen tot empathie, sterke gehechtheid aan personen, dieren of plaatsen, verlegenheid, opwinding, psychosomatische klachten, stemmingswisselingen, sterke gevoelsherinneringen van ervaringen in het verleden, bezig zijn met de dood, angsten, depressies, intens gevoel van eenzaamheid, sterk verantwoordelijkheidsgevoel, schuldgevoelens, zelfmoordgedachten en een scherp rechtvaardigheidsgevoel.
Emotionele overexcitability vormt, via zelfreflectie en zelfbeschouwing, de basis van de relatie tot zichzelf en via medeleven en responsiviteit, de basis van de relatie met anderen. Het gaat hier niet om emotionaliteit maar om emotionele intensiteit en sensitiviteit.
Volgens Dabrowski spelen al deze overexcitabilities een belangrijke rol bij de persoonlijkheidsontwikkeling van hoogbegaafden. De overexcitabilities zijn factoren die onderdeel uitmaken van Dabrowski's Theory of Positive Desintegration.
- perfectionisme - een direct verband met hoogbegaafdheid en waarbij faalangst bij deze groep op de loer ligt. Zo leggen zij de lat hoog en hebben hoge verwachtingen van zichzelf. Als zij vervolgens merken, dat zij iets bijvoorbeeld fysiek nog niet kunnen beginnen zij er niet aan of stoppen zij er plotseling mee: "Beter niets doen, dan fouten maken"
- rechtvaardigheidsgevoel - regels en afspraken zijn voor hoogbegaafden erg belangrijk, evenals beloftes. Worden deze zonder goede reden verbroken leidt dit vaak tot discussies en gezeur. Voor opvoeders is het belangrijk dat de reden op een duidelijke en volwassen manier wordt uitgelegd. Dit gedrag is ook kenmerkend binnen het autisme spectrum en krijgen hoogbegaafden ook wel foutief deze diagnose. Daarnaast komt dit rechtvaardigheidsgevoel ook tot uiting in idealisme. Zo zijn zij vaak begaan met onrecht in de wereld, oorlogen, natuurrampen en dierenleed.
- hoogsensitief - hoogbegaafden reageren bijvoorbeeld gevoeliger op geluid, labeltjes in kleding en kunnen naadjes van sokken erg irriteren. Het betekent ook, dat zij intens kunnen genieten van kunst en muziek, maar ook heel verdrietig worden en huilen bij een treurige scene van een film of passage in een boek. Daarnaast zij ook angstiger en ongeruster dan andere kinderen, omdat zij zich meer bewust zijn van wat er zou kunnen gebeuren. Hoogbegaafde kinderen tillen ook zwaarder aan een afwijzing. Een bekend voorbeeld is de speelafspraak die op het laatste moment wordt afgezegd, waarbij zij dan ontroostbaar kunnen zijn.
- kritische houding - hoogbegaafden zijn vaak ook erg opmerkzaam en kritisch. Dit leidt nogal eens tot problemen, doordat zij een situatie rigide benaderen en is het voor de hoogbegaafde lastig om zijn gevormde overtuiging te veranderen. Als iemand, in de ogen van een hoogbegaafde, een situatie 'verkeerd' aangepakt, dan wordt dit niet snel vergeten. Die persoon zal er dan de nodige energie in moeten steken om dit te herstellen. Hoogbegaafde kinderen kunnen ook pijnlijk eerlijk zijn, wat nog wel eens voor ongemakkelijke situaties kan zorgen.
Deze 'zijnskenmerken' van hoogbegaafden zijn in zekere zin ook terug te vinden in de 'Theory of Positive Disintegration' van de Poolse psychiater en psycholoog Kazimierz Dabrowski (1902-1980). In deze theorie benoemt hij een vijftal overexcitabilities (overgevoeligheden/intensiteiten) te weten: psychomotorisch, zintuiglijk, intellectueel, verbeelding en emotioneel. Deze overexcitabilities zijn nodig voor de persoonlijkheidsontwikkeling en hierbij worden er verschillende niveaus doorlopen.
De 5 intensiteiten (overexcitabilities):
1. Psychomotorisch (fysieke energieniveau)
Kenmerken van grote capaciteit om actief en energiek te zijn:
Grote beweeglijkheid, opgewondenheid, snel praten, impulsiviteit, lichamelijke onrust, bezig willen zijn, gedrevenheid, competitiviteit, moeite met ontspannen.
2. Zintuiglijk (zintuiglijke waarneming en beleving)
Kenmerken van grote capaciteit tot zintuiglijk genieten:
Verfijnde en verhoogde zintuiglijke gevoeligheid, sterk genieten van schoonheid, kunst, literatuur, muziek, vormen, kleuren, natuur, drang naar comfort en luxe, behoefte om bewonderd te worden en in de schijnwerpers te staan, gevoelig voor sterke prikkels zoals fel licht, intense geuren, hard geluid, ruwe kleding of kledingetiketjes.
3. Intellectueel (activiteit van de geest)
Kenmerken van grote intellectuele honger (niet hetzelfde als intelligentie en refereert dus niet naar academische successen):
Een constante drang naar het vergaren van kennis, zoeken naar de waarheid, onophoudelijk vragen stellen, alles willen analyseren en synthetiseren, gefascineerd zijn door logica en theoretische problemen, scherp observatievermogen, onafhankelijk denken, kritisch zijn, symbolisch denken, ontwikkelen van nieuwe ideeën en concepten, sterk in het leggen van verbanden, denken over het eigen denken, grote nieuwsgierigheid.
4. Verbeelding (verbeeldingskracht)
Kenmerken van grote verbeeldingskracht:
Vaak gebruiken van beelden en metaforen, poëtisch taalgebruik, sterk vermogen tot levendige visualisaties met vele details, inventief en fantasievol, snel wegdromen bij verveling, vluchten in fantasie- en droomwereld, imaginaire vriendjes, dramatiseren, magisch en animistisch denken, creatief, innovatief, groot gevoel voor humor, beelddenker, het betreft dus de ver-beeld-ing, letterlijk en figuurlijk.
5. Emotioneel (emotionele intensiteit en sensitiviteit)
Kenmerken van intense gevoelswereld:
Complexe gevoelens en emoties, intense gevoelens, sterk en verfijnd gevoelsbewustzijn, sterk vermogen tot empathie, sterke gehechtheid aan personen, dieren of plaatsen, verlegenheid, opwinding, psychosomatische klachten, stemmingswisselingen, sterke gevoelsherinneringen van ervaringen in het verleden, bezig zijn met de dood, angsten, depressies, intens gevoel van eenzaamheid, sterk verantwoordelijkheidsgevoel, schuldgevoelens, zelfmoordgedachten en een scherp rechtvaardigheidsgevoel.
Emotionele overexcitability vormt, via zelfreflectie en zelfbeschouwing, de basis van de relatie tot zichzelf en via medeleven en responsiviteit, de basis van de relatie met anderen. Het gaat hier niet om emotionaliteit maar om emotionele intensiteit en sensitiviteit.
Volgens Dabrowski spelen al deze overexcitabilities een belangrijke rol bij de persoonlijkheidsontwikkeling van hoogbegaafden. De overexcitabilities zijn factoren die onderdeel uitmaken van Dabrowski's Theory of Positive Desintegration.
Dabrowski's Theory of Positive Desintegration
In de Positieve Desintegratie Theorie beschrijft Dabrowski ook de persoonlijkheidsontwikkeling. Volgens Dabrowski zijn deze te doorlopen in 5 opeenvolgende niveaus:
1. Primary integration: Egocentrisme, zelfrechtvaardiging, ontbreken zelfreflectie, geen eigen verantwoordelijkheid als het fout loopt, ontbreken innerlijk conflict = hinderlijk en ongewenst, conflict met anderen, weinig vermogen tot empathie, conformiteit en zich aanpassen worden nagestreefd.
2. Unilevel disintegration: Eerste niveau van desintegratie, innerlijk conflict – nog oppervlakkig en richtingloos, humeurschommelingen, depressieve gevoelens, onrust, psychosomatische klachten, angstaanvallen, fobieën, onzekerheid enz, aanvaarding van anderen en ‘doen wat hoort’ is nog heel belangrijk, heen en weer slingeren tussen verschillende richtingen en mogelijkheden = zelftwijfel, keuzes maken is moeilijk.
3. Sponteneous multilevel disintegration: Innerlijk conflict krijgt richting => aanleiding tot emotionele groei, ontwikkeling eigen waarden en normensysteem => basis emotionele en cognitieve ervaringen, losmaken van ‘wat hoort’ => positieve onaangepastheid, conflict ‘hoe ik ben’ en ‘hoe ik wil en kan zijn’, drijfveer persoonlijkheidsideaal, gevoelens van ontevredenheid met zichzelf, existentiële angst en innerlijke morele conflicten, pijnlijk proces (kan), loslaten behoefte aan goedkeuring van anderen, geloven in zichzelf, groeiend besef persoonlijke autonomie, stijging van gevoel van eigenwaarde vindt plaats.
4. Organised multilevel disintegration: Bewuste sturing van persoonlijkheidsontwikkeling via innerlijk conflict, sterkere eigen waarden- en normensysteem, persoonlijkheidsideaal duidelijker en meer bereikbaar, rustiger, toename vermogen tot empathie, sterk verantwoordelijkheidsgevoel, authenticiteit, zelfbewustzijn, autonomie in praten en handelen, zelfreflectie, zelfacceptatie, zekerheid (gevoel van) dat ontwikkeling gebeurt, vermindering innerlijk conflict, faalangst en weerstand, ontwikkeling groot mededogen voor de pijn van anderen.
5. Secondary integration: Persoonlijkheidsideaal wordt bereikt, innerlijk conflict verdwijnt, integratie eigen waarden en normen => men is en gedraagt zich op deze wijze, denken en voelen zijn versmolten in een flexibel en harmonieus geheel, empathie en altruïsme prominent aanwezig.
Niet iedereen doorloopt deze 'levels', de meeste mensen blijven hangen op niveau 1, sommigen ontwikkelen door tot en met niveau 2 of 3. Hoogbegaafden kunnen, met inzicht en de wil om te groeien door naar level 4. Slechts een enkeling bereikt niveau 5, zoals bijvoorbeeld Gandhi of de Dalai Lama. Volgens Dabrowski zijn de aangeboren talenten & begaafdheden samen met de 5 overexcitabilities plus de wil om te groeien nodig om tot ontwikkelingspotentieel te komen.
1. Primary integration: Egocentrisme, zelfrechtvaardiging, ontbreken zelfreflectie, geen eigen verantwoordelijkheid als het fout loopt, ontbreken innerlijk conflict = hinderlijk en ongewenst, conflict met anderen, weinig vermogen tot empathie, conformiteit en zich aanpassen worden nagestreefd.
2. Unilevel disintegration: Eerste niveau van desintegratie, innerlijk conflict – nog oppervlakkig en richtingloos, humeurschommelingen, depressieve gevoelens, onrust, psychosomatische klachten, angstaanvallen, fobieën, onzekerheid enz, aanvaarding van anderen en ‘doen wat hoort’ is nog heel belangrijk, heen en weer slingeren tussen verschillende richtingen en mogelijkheden = zelftwijfel, keuzes maken is moeilijk.
3. Sponteneous multilevel disintegration: Innerlijk conflict krijgt richting => aanleiding tot emotionele groei, ontwikkeling eigen waarden en normensysteem => basis emotionele en cognitieve ervaringen, losmaken van ‘wat hoort’ => positieve onaangepastheid, conflict ‘hoe ik ben’ en ‘hoe ik wil en kan zijn’, drijfveer persoonlijkheidsideaal, gevoelens van ontevredenheid met zichzelf, existentiële angst en innerlijke morele conflicten, pijnlijk proces (kan), loslaten behoefte aan goedkeuring van anderen, geloven in zichzelf, groeiend besef persoonlijke autonomie, stijging van gevoel van eigenwaarde vindt plaats.
4. Organised multilevel disintegration: Bewuste sturing van persoonlijkheidsontwikkeling via innerlijk conflict, sterkere eigen waarden- en normensysteem, persoonlijkheidsideaal duidelijker en meer bereikbaar, rustiger, toename vermogen tot empathie, sterk verantwoordelijkheidsgevoel, authenticiteit, zelfbewustzijn, autonomie in praten en handelen, zelfreflectie, zelfacceptatie, zekerheid (gevoel van) dat ontwikkeling gebeurt, vermindering innerlijk conflict, faalangst en weerstand, ontwikkeling groot mededogen voor de pijn van anderen.
5. Secondary integration: Persoonlijkheidsideaal wordt bereikt, innerlijk conflict verdwijnt, integratie eigen waarden en normen => men is en gedraagt zich op deze wijze, denken en voelen zijn versmolten in een flexibel en harmonieus geheel, empathie en altruïsme prominent aanwezig.
Niet iedereen doorloopt deze 'levels', de meeste mensen blijven hangen op niveau 1, sommigen ontwikkelen door tot en met niveau 2 of 3. Hoogbegaafden kunnen, met inzicht en de wil om te groeien door naar level 4. Slechts een enkeling bereikt niveau 5, zoals bijvoorbeeld Gandhi of de Dalai Lama. Volgens Dabrowski zijn de aangeboren talenten & begaafdheden samen met de 5 overexcitabilities plus de wil om te groeien nodig om tot ontwikkelingspotentieel te komen.
Bronnen:
Mendaglio, S. (2008) Dabrowski's Theory Of Positive Disintegration. Anodyne, Inc. DBA Great Potentional Press, Inc.
Kieboom, T. & Venderickx, K. (2017). Meer dan intelligent. De vele gezichten van hoogbegaafdheid bij jongeren en volwassenen. Tielt België: Lannoo
Koenderink, T. (2016). De 7 uitdagingen. In T. Koenderink, De 7 uitdagingen; Een praktisch handboek voor leerkrachten in het bo en vo (pp. 17-19).
Venlo: Novilo bv.
Thiel Van, M. (2015). Delphimodel Hoogbegaafdheid. In M. Thiel Van, F. Welling, & M. e. Poelman, Slim 2.0, facetten van hoogbegaafdheid (pp. 11-18). Purmerend: Stichting Koepel Hoogbegaafdheid.
Webb, J., Amend, E., & Webb, N. e. (2013). Misdiagnose van hoogbegaafden, handreikingen voor passende hulp (originele titel: Misdiagnoses and Dual diagnoses of Gifted Children and Adults: ADHD, Bipolar, OCD, Asperger's, Depression and Other Disorders). In J. Webb, E. Amend, & N. e. Webb, Misdiagnose van hoogbegaafden, handreikingen voor passende hulp (originele titel: Misdiagnoses and Dual diagnoses of Gifted Children and Adults: ADHD, Bipolar, OCD, Asperger's, Depression and Other Disorders). Assen: Koninklijke Van Gorcum.
SLO https://sites.google.com/site/meerenhoogbegaafd/theorieeen-en-modellen/moenks
SLO https://sites.google.com/site/meerenhoogbegaafd/theorieeen-en-modellen/heller
Mendaglio, S. (2008) Dabrowski's Theory Of Positive Disintegration. Anodyne, Inc. DBA Great Potentional Press, Inc.
Kieboom, T. & Venderickx, K. (2017). Meer dan intelligent. De vele gezichten van hoogbegaafdheid bij jongeren en volwassenen. Tielt België: Lannoo
Koenderink, T. (2016). De 7 uitdagingen. In T. Koenderink, De 7 uitdagingen; Een praktisch handboek voor leerkrachten in het bo en vo (pp. 17-19).
Venlo: Novilo bv.
Thiel Van, M. (2015). Delphimodel Hoogbegaafdheid. In M. Thiel Van, F. Welling, & M. e. Poelman, Slim 2.0, facetten van hoogbegaafdheid (pp. 11-18). Purmerend: Stichting Koepel Hoogbegaafdheid.
Webb, J., Amend, E., & Webb, N. e. (2013). Misdiagnose van hoogbegaafden, handreikingen voor passende hulp (originele titel: Misdiagnoses and Dual diagnoses of Gifted Children and Adults: ADHD, Bipolar, OCD, Asperger's, Depression and Other Disorders). In J. Webb, E. Amend, & N. e. Webb, Misdiagnose van hoogbegaafden, handreikingen voor passende hulp (originele titel: Misdiagnoses and Dual diagnoses of Gifted Children and Adults: ADHD, Bipolar, OCD, Asperger's, Depression and Other Disorders). Assen: Koninklijke Van Gorcum.
SLO https://sites.google.com/site/meerenhoogbegaafd/theorieeen-en-modellen/moenks
SLO https://sites.google.com/site/meerenhoogbegaafd/theorieeen-en-modellen/heller